‘Opeens was ik een slachtoffer’
- 6 november 2020
- V&VN magazine
- V&VN Algemeen
Als verzorgende of verpleegkundige kom je heel dicht bij je cliënten en patiënten. Soms word je dan ineens geconfronteerd met agressie. Jacqueline en Leonie maakten dat mee en worstelden lang met die traumatische ervaring. Hoe kwamen ze er weer bovenop? “Ik leerde met een mildere blik naar mezelf te kijken.”
Klap op klap
Zomer 2019.
Jacqueline Hendriks (51), wijkverpleegkundige bij Envida in Maastricht, gaat samen met de WMO-consulent op huisbezoek bij een vrouw die net uit het ziekenhuis komt. “Een klein onderdanig vrouwtje. Ik kende haar al jaren. Vroeger sloeg haar man haar, maar nu niet meer.”
De echtgenoot vindt het prima dat er hulp komt, totdat hij hoort dat de aanpassing van de badkamer niet wordt vergoed. Hij begint te tieren en te schelden. Jacqueline ziet zijn vrouw in elkaar krimpen van angst, gaat naast haar zitten en aait over haar rug. Dat maakt de man, een boom van een kerel, nog kwader: “Hij kwam als een duveltje uit een doosje overeind en wilde me met zijn vuist in mijn gezicht slaan. Maar zijn zoon sprong ervoor en ving de klappen op.”
In zo’n situatie kun je niets doen en moet je wegwezen, weet Jacqueline. Als ze veilig in het portiek staat, ziet ze hoe de man zijn zoon aftuigt. “Die kreeg klap op klap, vreselijk om te zien.”
De huisarts waarmee ze samenwerkt komt gelijk. “Hij was heel bezorgd en knuffelde me.” Jacqueline praat na met de WMO-collega. “Ik was zielsgelukkig dat ik met haar kon terugkijken. Had ik het uitgelokt, vroeg ik. Had ik iets verkeerd gedaan dat hij me wilde slaan?” De collega stelt haar gerust. Het geweld was volkomen onverwacht gekomen.
Maar Jacqueline gaat malen. “Ik draaide in gedachten de film steeds opnieuw af. Wat gebeurde er voordat hij ging slaan? Was het wel verstandig dat ik naast zijn vrouw ging zitten?”
Zelfvertrouwen terug
Twee dagen later, op een terrasje, voelt ze zich opeens onveilig. Ze kan het tempo op het werk niet aan en als er thuis iets mis gaat, kan ze niet meer stoppen met huilen. Ze blijft drie maanden thuis en praat het van zich af. Dat helpt. Wat ook helpt is de aandacht van de huisarts. Hij belt vaak om te horen hoe het gaat. “Hij is er maandenlang op blijven terugkomen. Heel fijn.”
Als ze weer aan het werk gaat, vraagt ze een paar keer een collega mee naar moeilijke gesprekken. Zo krijgt ze haar zelfvertrouwen en het plezier in haar werk terug. “Dit kan iedereen gebeuren”, realiseert ze zich nu.
Mei 2011.
Verpleegkundig specialist Leonie Hagedorn is begonnen aan haar avonddienst in de tbs-kliniek Oldekotte in Rekken. Er hangt onrust op de afdeling. Een man loopt op en neer in de zitkamer. Tijgeren noemen ze dat in de ggz. Als Leonie met een andere patiënt bezig is, merkt ze dat hij achter haar rug rondjes om de tafel loopt. “Irritant, maar niet bedreigend”, denkt ze.
Maar het gaat helemaal mis. Zonder aankondiging grijpt hij haar bij de keel, in de houtgreep. Het is een grote man, veel sterker dan zij. Ze kan geen kant op en niet ademhalen. Andere patiënten zien wat er gebeurt, schrikken, maar doen niks. Met haar laatste restje adem alarmeert ze haar collega. Ze raakt bewusteloos. Als ze bijkomt, ziet ze de collega op de dader inslaan. In het gevecht om haar los te krijgen, heeft Leonie klappen gekregen. Er zit een scheur in haar wenkbrauw: ze voelt het bloed over haar gezicht lopen.
Leonie gaat de volgende dag direct met de dader in gesprek. Die vertelt dat hij een leven had willen vernietigen voor alles wat hem door hulpverleners is aangedaan. Dat ze bijna dood was geweest, laat ze niet tot zich doordringen. “Het is zo zwak en kwetsbaar om slachtoffer te zijn. Ik was opeens veranderd van een sterke verpleegkundige, die met de moeilijkste groepen kon werken, in een slachtoffer. Ik was bang dat als ik daaraan zou toegeven, ik mijn werk niet meer goed zou kunnen doen.”
In de tbs-kliniek heerst een harde cultuur. Ze werkt tussen grote jongens met veel testosteron. Dat geldt zowel voor de verpleegkundigen als voor de patiënten. “Daar wilde je geen slappeling zijn.”
Helemaal weg
Twee maanden later meldt ze zich ziek. “Ik kon letterlijk niet naar de afdeling lopen. Mijn benen weigerden.” Dat ze instort, heeft niks met het geweld te maken, vertelt ze haar teamleider. “Ik gaf de schuld aan mijn collega en de onveilige sfeer op de afdeling.” Haar teamleider denkt daar anders over en stuurt haar naar een therapeut die EMDR toepast, een methode om de verwerking van traumatische ervaringen op gang te helpen. Die constateert dat ze ernstige PTSS heeft en begint de behandeling. Leonie heeft geen band met hem en voelt zich machteloos en kwetsbaar. Ze zorgt dat hij haar snel genezen verklaart.
Ze gaat reizen, leeft uitbundig, gaat werken en samenwonen in een andere stad. Een nieuw leven, maar het gaat niet goed. “Ik ging dissociëren. In een gesprek was ik soms even helemaal weg. Ik kon niks langs mijn hals verdragen, geen deken of een dichtgeritste jas. Ik was bang voor mensenmassa’s.”
Ik leerde dat ik om hulp mocht vragen, dat ik patiënt mocht zijn
Ze is zich er inmiddels van bewust dat ze PTSS heeft en zoekt hulp bij een haptotherapeut, een vorm van lichaamstherapie. Dat helpt. “Ik leerde dat ik om hulp mocht vragen, dat ik patiënt mocht zijn. En ik kon met een mildere blik naar mezelf kijken.
Haptotherapie alleen is niet genoeg. Als ze voor de opleiding die ze volgt opnieuw bij een tbs-kliniek moet gaan werken, raakt ze in paniek. Dat heeft met het geweld te maken, realiseert ze zich. Haar opleider regelt een andere werkplek, op voorwaarde dat ze in therapie gaat. De drempel om opnieuw EMDR te doen, is hoog. Aan de eerste poging heeft ze een gevoel van falen over gehouden. “Ik had PTSS, en was niet te behandelen want EMDR werkte niet bij mij.”
Gelukkig kan ze nu in therapie bij iemand die ze kent en vertrouwt. De vriendin waarmee ze hardloopt doet de EMDR-opleiding en haalt haar over om bij haar in behandeling te gaan. Ze doet drie sessies van drie uur. In de therapie ziet ze onder ogen dat ze in een levensbedreigende situatie zat. “Ik realiseerde me toen pas dat ik was gestorven als mijn collega er niet was geweest.”
Tegenwoordig werkt Leonie als verpleegkundig specialist op de afdeling acute psychiatrie bij Altrecht in Utrecht. Dat ze zelf patiënt was, heeft haar houding veranderd. “Ik vind het dapper dat mensen hun ziel en zaligheid met ons durven delen.” Ze legt altijd goed uit wat de therapie behelst en dat het niet altijd werkt. “Ze moeten weten dat het niet hun schuld is als een behandeling niet lukt. Dat het niet altijd voor iedereen op elk moment werkt.” En ze is op een meer holistische manier gaan kijken: “Ik zie niet alleen de patiënt met psychotische stoornis, maar ik zie net zo goed de vader, de timmerman, want dat is hij allemaal ook.”
Bron: V&VN Magazine 4-2020 | Tekst: Inge Klijn | Beeld: Jip van den Toorn
Word lid en praat mee!
Samen met 105.000 leden maken we ons als beroepsvereniging sterk voor professionalisering van de beroepen verpleegkundige, verzorgende en verpleegkundig specialist. Leden horen, zien en helpen; dat is waar we als V&VN voor staan. Wil jij invloed hebben op hoe jouw beroep zich ontwikkelt? Word lid van V&VN.